David van Reybrouck is tégen verkiezingen! Dat klinkt behoorlijk anti-democratisch. Is deze organisator van de G1000 opeens tot het inzicht gekomen dat democratie een slechte zaak is? Het zal toch niet?
En inderdaad, het is niet. Sterker, in zijn boek Tegen verkiezingen (2014) voert Van Reybrouck ons terug naar de tijden van het klassieke Athene – in de vierde en vijfde eeuw v.Chr. – en laat hij zien dat deze Grieken een heel ander idee van democratie hadden dan wij. Aristoteles noemde het systeem dat wij nu democratie noemen zelfs een “oligarchie“. Hoe het zo heeft kunnen verkeren beschrijft Van Reybrouck vrij uitgebreid, juist om aan te tonen dat er invloeden waren die we heden ten dage ondemocratisch en manipulatief vinden.
Maar wat was dan hèt kenmerk van de Atheense democratie waar wij van afwijken? Dat kenmerk was: loting. En het is precies dat kenmerk dat Van Reybrouck wil terugbrengen ten koste van verkiezingen. Dus als hij schrijft tégen verkiezingen te zijn, dan is dat omdat hij vòòr loting is. Wel aan, onze Belg is dus toch een democraat, zelfs een ware. Gelukkig.
Maar wat waren dan de invloeden die ervoor zorgden dat loting niet hèt kenmerk bleef terwijl men toch bleef spreken van democratie? De wellicht voornaamste invloed ging uit van de diverse filosofen uit de vorige eeuwen die democratie omarmden en in hun geschriften bepleitten. Diezelfde lieden kwamen zonder uitzondering zelf uit de gegoede klasse en het leek hen dat democratie op basis van loting alleen maar tot slechte besluiten kon leiden. Ze hadden geen hoge pet op van de aristocratie, maar schijnbaar al evenmin van het plebs. Vandaar dat zij bepleitten dat alleen verstandige en goed opgeleide burgers gekozen mochten worden en dat democratie moest inhouden dat elke ‘burger’ op een van hen mocht stemmen. Kortom, men bepleitte een representatieve vorm en noemde die evengoed nog democratie. Daarmee was de eerste uitholling van het begrip een feit.
Van Reybrouck legt uit dat het ook niet geheel irrationeel was dat deze grondleggers (denk aan Montesquieu, Diderot, Rouseau, Adams) de representatieve vorm verkozen boven loting. Los van de hiervoor al beschreven lage dunk van het plebs zag men bovendien bezwaren van loting die in het eigenlijk kleine en compacte Athene niet golden. Denk dan aan de verbreidheid van ‘het volk’ over een groot gebied, maar ook aan de slechte geïnformeerdheid van verreweg de meeste mensen. Maar Van Reybrouck laat ook zien dat juist ten aanzien van die bezwaren de praktijk sterk is veranderd, zodanig zelfs dat ‘het volk’ zich, wellicht juist vanwege de toegenomen geïnformeerdheid, meer en meer begint te ergeren aan die representatieve vorm. Een ideaal moment dus om ons weer te gaan richten op die oorspronkelijke vorm, zo vindt Van Reybrouck.
Een andere invloed zit ‘m in de hedendaagse machtsbasis van politieke partijen. Iedere politieke partij bestaat uit door ideologie gedreven personen. Zo’n persoon voelt natuurlijk geen enkele behoefte te pleiten voor loting. Immers, zo’n vorm van democratie zou het eigen ideaal zo goed als zeker niet dichterbij brengen! Bovendien zou de eigen bestaanszekerheid in het geding komen. Het ‘vak’ van beroepspoliticus is nu eenmaal lucratief, althans zolang je uit de klauwen van de vijandige en rancuneuze pers weet te blijven.
Nu is het niet zo dat Van Reybrouck helemaal afscheid wil nemen van representatie. Hij bespreekt diverse modellen en experimenten. Eén interessant idee vond ik de omvorming van de Eerste Kamer. Deze Kamer was van oorsprong bedoeld om de gegoede klasse de gelegenheid te bieden zijn ei te leggen over alles wat ‘het volk’ als wet wilde doorvoeren. Die verouderde vorm bestaat bij ons niet meer (nog wel in Engeland), maar is vervangen door een geïnformeerde, politiek ervaren klasse. Die zou je kunnen vervangen door een gelote groep. Geloot voor een aantal dagen, bovendien ook nog eens bij wet verplicht te verschijnen. Mocht men niet af willen van alle deskundigheid, dan zou men een Derde Kamer kunnen overwegen.
Van Reybrouck zelf komt uiteindelijk uit bij het werk van Terry Bouricius. Deze staat een vorm voor waarin het allermeeste via loting gebeurt en een enkel onderdeel desnoods via representatie. Zo zouden landen er geleidelijk naartoe kunnen werken, al is daarmee nog geen ervaring opgedaan. Een uiterst summiere opsomming:
- Eén groep stelt de agenda’s op en kiest onderwerpen voor wetten.
- Onderwerp-gebonden kleine groepen stellen wetten voor. Eenieder mag zich aanmelden. Zie het als lobby-groepen.
- Andere groepen reviewen die voorgestelde wetten.
- Eén groep stemt over de wetten.
- Eén groep beslist over de praktische uitvoering van de wetten.
- Eén groep controleert het proces en handelt klachten af.
Afgezien van de onder punt 2 genoemde, bestaan alle groepen uit gelote burgers. Wel kan er besloten worden bepaalde groepen vooreerst te laten bestaan uit gekozen deskundigen.
Mijn zegen heeft het. Ik ben vanaf nu ook tégen verkiezingen. Nou ja, tégen in principe dan, want denk maar niet dat ik niet ga stemmen zolang deze nieuwe oude inzichten nog geen gemeengoed zijn. Ben wel benieuwd welke politieke partij Van Reybrouck’s pleidooi durft te omarmen.
Update: Misschien is het een idee om een nieuwe partij zonder specifiek verkiezingsprogramma op te richten die alle kamerzetels elke week bij loting verdeelt onder de eigen leden. Mocht dat voor de wet nog niet mogen, dan kunnen de ‘gekozen’ leden de stemmen uitbrengen die een via interne loting verkregen groepje uitbrengt.
Nog een update: Misschien krijg je het idee dat bovenstaand schema van Bouricius niet tegemoetkomt aan de noodzaak van deskundigheid. Het is een feit dat de tegenwoordige wetsvoorstellen bijv. veel inleeswerk vereisen van de kamerleden. Toch voorziet Bouricius’ model daar wel in. Er zijn namelijk diverse, ook langere, termijnen dat men wordt ingeloot en bovendien krijg je een goed salaris. En bijv. de reviewers krijgen ondersteuning van deskundigen. Voor alle details raadplege met Bouricius of het boek van Van Reybrouck.
En weer een update: Men vraagt zich misschien af waarom loting zoveel beter zou zijn dan stemmen op een vertegenwoordiger. Er zijn meerdere voordelen. Een aantal daarvan:
- Er ontstaan niet langer beroepspolitici die door oneigenlijke motieven gedreven worden, met name het motief om herkozen te willen worden, al was het maar om de eigen bestaanszekerheid veilig te stellen.
- Er zijn niet langer verkiezingscampagnes nodig, dus er hoeven ook geen loze, misleidende beloften te worden gedaan.
- Er is niet meer de druk van de partijdiscipline die voorschrijft dat in de Kamer als één blok gestemd wordt.
- Partij-politieke afspraken tussen partijen achter gesloten deuren behoren tot het verleden.
- Gelotenen hoeven niet eerst op te klimmen in de hiërarchie van een politieke partij en zijn geen rekenschap verschuldigd aan anderen.
- Men kan niet langer heen om ‘de wil van het volk’. Bij elk wetsvoorstel moet men vantevoren bedenken of het op voldoende steun kan rekenen, niet van de regerende en gedogende partijen, maar van ‘het volk’.
- De kans dat een burger op enig moment in zijn/haar leven wordt uitgeloot – op het niveau van de wijk, de gemeentte, de provincie of het rijk – is redelijk groot en bevordert de betrokkenheid sterk.
- Het wantrouwen jegens de politiek zal sterk afnemen.
- De media kunnen veel krantenpapier uitsparen, want ze hoeven niet langer politici te ‘controleren’.
Over die media: Het lijkt er erg op dat onze media tezeer verweven zijn met het systeem van het huidige ‘electoraal-representatieve stelsel’. Dat stelsel levert immers ‘bekende koppen’ en ‘grote conflicten’ op dat een stelsel van gelotenen niet snel oplevert. Zoals Van Reybrouck schrijft: “Parlementaire democratie is theater en levert soms heerlijke TV op” (pag. 117). Wellicht zijn de nodige media daarom niet happig om te pleiten voor loting?! Toch lijkt me dat er ook in een stelsel van gelotenen een belangrijke rol voor de media is weggelegd. Immers, het is te verwachten dat door het lot uitgekozenen – die misschien wel drie jaar lang zitting nemen – gedurende die periode worden benaderd door personen met een oneerlijke en verholen agenda, of dat een enkele gekozene de eigen machtspositie zelf te gelde probeert te maken. Er valt dus nog genoeg te controleren, lijkt me.