Hoe moslims redeneren – deel 5 – Update van deel 2

In deel 1 had ik het over de vijf onderdelen van het oorspronkelijke interview. Ieder van die onderdelen zou ik apart bespreken. Waarom waren er dan toch slechts vier delen? Omdat ik een deel over het hoofd had gezien. Nu is dat deel eigenlijk een extensie van deel 2, dus heb ik besloten deel 2 uit te breiden met een (korte) update. Klik hier voor die update.

Tot zover de bespreking van het interview met Shahid Alam.

Hoe moslims redeneren – deel 4 – De politieke Islam

In dit vierde, en laatste, deel van het interview met Shahid Alam gaat het over de politieke Islam. De vragensteller informeert naar de invloed van de diverse scholen en de invloedrijke geleerden in de oudheid, maar ook naar de wisselwerking tussen de Islam en de diverse moderne bevrijdingsideologieën, zoals het Marxisme. Kernvraag is wat voor de groepsidentiteit belangrijker is, de politieke Islam of de religieuze Islam. Daarvan afgeleide vragen zijn: Is de religieuze boodschap eigenlijk een verpakking van kritiek op modern imperialisme? En is dit misschien waarom Islamitische groeperingen zoveel ideologische steun krijgen van linkse denkers in de Westerse wereld?

Alam stelt dat in het hedendaagse Westerse ‘discours’ over de Islam de politieke Islam wordt beschouwd als een 20e eeuws fenomeen waarbij scholen als het Wahabisme en de Egyptische Moslimbroederschap zouden zijn bepaald door ideologische ontwikkelingen (denk aan bijv. marxisme) in die eeuw. Alam beschouwt dit als een kortzichtige visie.

Allereerst valt mij op dat Alam het woord ‘discours’ (Nederlands: vertoog, Engels: discourse) gebruikt. Het is een woord dat hij wellicht gebruikt om aan te geven dat achter de woordkeuze van de spreker altijd een impliciet normen-en-waardenpatroon schuilgaat. Ik denk dat hij dat goed ziet. Ook relativeert hij de invloed van de 20e eeuwse ideologieën; de politieke kant van de Islam gaat volgens Alam terug tot de tweede Islamitische eeuw, toen er – alweer volgens Alam – gepoogd werd een meer egalitaire samenleving op te bouwen. Daarna volgden een paar eeuwen van vooral interne strijd. De Islam als bevrijdingsideologie kreeg weer grond toen er werd gepoogd Westers imperialisme te bestrijden, waarbij het in de Islamitische landen steeds echte religieuze leiders (sheiks, ulama’s) waren die het voornaamste verzet aanvoerden, dus niet door bijv. marxisme beïnvloede leiders. Ik denk dat Alam’s notie van kortzichtigheid de Westerse denkers betreft die dat puur Islamitische ontkennen. Het is natuurlijk zondermeer verleidelijk voor een pleitbezorger van, laten we zeggen, marxisme om te menen dat ook moslimrebellen door het marxisme zijn beïnvloed. Kortzichtig mag je dat zeker noemen, dus ik ga daarin mee met Alam.

Alam stelt vervolgens dat die puur Islamitische bewegingen er niet in slaagden om het ‘westerse imperialisme’ te verslaan:

“These movements failed to stem the tide of Western imperialism. The West conquered Islamic lands, overthrew the Islamic order, marginalized Islamic courts and educational systems, and created a new learned class, schooled in European languages and convinced of the superiority of Western values.”

De latere bevrijdingsbewegingen waren anders; zij werden geleid door die nieuwe, feitelijk verwesterde klasse. Etnisch nationalisme won het van puur Islamitische drijfveren. Er kwamen zowaar nieuwe staten uit voort, veelal verbonden aan of de VS of de Sovjet Unie. Zogezegd waren deze staten nu bevrijd, maar evengoed brachten ze geen gevoel van zelfrespect en welvaart voor de burgers. Daar kwam nog bij dat de “radicale” (sic) Arabische staten werden vernederd of zelfs verslagen door het “koloniale” (sic) Israël. Iran werd na een kortstondige democratie teruggeworpen tot een “repressief’ (sic) koninkrijk.

“Decolonization, nationalism, Westernization, secularism, socialism, monarchical Islam, and vast oil reserves had done little to reverse the fragmentation, decline and humiliation of the Islamic world.”

Alam beziet de hedendaagse politieke Islam als in essentie een revolte tegen de voortdurende vernedering en marginalisering van de (pure) Islam. Het poogt terug te keren naar de ‘puurheid’ en ‘vitaliteit’ (“purity and vigor“) die de Islam van weleer kenmerkte. Het zet zich af tegen het soefisme en de ‘modernistische’ (sic) Islam, omdat binnen beiden wordt geprobeerd de Islam te verenigen met Westerse waarden. Het wil helemaal geen bemoeienis van het Westen met de Islamitische politiek. Het gelooft heftig in Islamitische oplossingen voor alle levensvraagstukken. Het acht de Islam hèt alternatief voor kapitalisme, consumentarisme (sic) en secularisme.

Dus ja, Alam vindt het logisch dat deze politieke Islam in het Westen de aandacht en zelfs sympathie kreeg binnen links, want het is anti-imperialistisch. Anderzijds, zo verraadt Alam, is datzelfde links weer wel bezorgd over een andere dimensie van de politieke Islam. Want zoveel is wel duidelijk: Deze Islam bestrijdt weliswaar het imperialisme en kapitalisme, maar het zal er nimmer socialisme voor in de plaats gaan stellen. Ik schrijf ‘verraadt’, want in het verdere interview wijst Alam verder niet op de ongerijmdheid van die sympathie. Alam volstaat verder met het uitspreken van zijn goedkeuring aan de moslims die de VS – toch zijn werkgever en gastland – en Israël te kijk willen zetten als imperialisten en kolonisatoren. Dat wijzen op die ongerijmdheid doe ik dan maar:

Eerstens, dit herinnert me eraan dat ik nog een boek thuis heb dat ik uit moet lezen. De titel is Nazi’s, communisten en Islamisten, van onderzoeksjournalist Emerson Vermaat. In dat boek uit 2008 schrijft Vermaat over de “opmerkelijke allianties tussen extremisten”, ofwel over de talloze samenwerkingsverbanden die er waren tussen groeperingen die essentiële onderlinge verschillen opzij wisten te zetten als er een gezamenlijke vijand kon worden bestreden. Nu is dat op zich geen gedrag dat alleen hen kenmerkt. Neem het samenwerkiingsverband dat zich momenteel bezighoudt met de bestrijding van de ‘Islamitische Staat’, daar zitten partijen bij die bij nadere analyse onmogelijk elkaars grote vriend genoemd kunnen worden.

Laat ik concluderen dat het met name linkse intellectuelen aanspreekt dat deze Islamisten hun best doen, en effectief lijken, in het ondermijnen van de imperialistische bedoelingen van de VS en ook in die van Israël, de nieuw opgekomen macht, nog wel middenin hèt kerngebied van de Islam. Helemaal los van de vraag of de analyse over imperialisme en nieuw-kolonialisme van links correct is, je vraagt je af hoe dom of blind je moet zijn om blij te zijn met die dode mus. Immers, je zou moeten weten dat er nooit iets van socialisme, of wat daarop lijkt, voor in de plaats gesteld zal worden! Ik heb eerbied voor een aantal kernwaarden van het linkse denken, met name voor het idee van het socialisme zolang dat maar niet de vrijheid van het individu in de weg staat. Sterker, ik voel me al sinds heugenis een pleitbezorger van dat idee en ik blijf daarvoor pleiten. Maar het zal bij mij nooit leiden tot ook maar enige sympathie voor de politieke Islam. Hun vermeende anti-imperialisme gaat niet gepaard met een roep om welke vorm van socialisme dan ook en daarom kan het onmogelijk een linkse ideologie genoemd worden. Ieder links denker die sympathie opbrengt voor Islamitische ‘bevrijdingsbewegingen’ snapt er de ballen van en brengt zijn eigen groepering (zeg maar links) in diskrediet.

Hoe moslims redeneren – deel 3 – The clash of civilizations

Het derde deel van het interview met Shahid Alam begon met een verwjzing naar Samuel Huntington’s “Clash of Civilizations”. Afijn, we laten de vragensteller zelf aan het woord:

Q: In Samuel P. Huntington’s “Clash of Civilizations?” we find the modern world defined by cultural conflicts, not ideological or economic ones. Seven or eight major civilizations are identified, but the confrontation between Islam and the West is placed centre stage. How can we interpret this culturalist approach to world politics? Is it an important thesis which describes a “new phase” in international relations? Or is it merely part of the attempt to find a new “Other” to justify US foreign policy in the aftermath of the Cold War?

Alam’s specialisaties zijn o.a. het kolonialisme en kapitalisme en dat zal dan wel verklaren waarom hij zijn antwoord begint bij Columbus en hoe sinds die tijd de landen zich steeds meer inrichtten als staten die ten dienste staan van het kapitalisme, om te beginnen in Europa. Ik ga hier niet zijn hele ‘geschiedenisles’ herhalen (lees die anders hier), maar spring meteen naar zijn eindconclusies. Die zijn heftig, want Huntington en zijn boek zet hij weg als een ‘ideological cover’ (hoe vertaal je dat… als een ideologische rechtvaardiging, als een verhulling van de ware bedoelingen, zoiets) voor de oorlogen tegen bepaalde landen die de neoconservatieven in de VS voorbereidden sinds 1990. Hoe bedenk je het. Geloof je me niet? Citaat dan maar:

Samuel Huntington’s thesis of a new era of ‘civilizational clashes’ is primarily an ideological cover for the wars that the US planned against the Periphery, starting in the 1990s, now that the Soviets were not around to check their ambitions. Since the Middle East was the primary target of US-Israeli imperial designs – because of its oil and Israeli ambition of balkanizing the region – American and Israeli ideologues emphasized the threat from Islamic societies. This was the ‘rogue civilization’ whose refusal to modernize, whose rejection of democracy, whose oppression of women, and whose terrorism posed the greatest threat to world order. Moreover, at the root of all these problems was an intransigent religion: Islam. This old enemy was now spawning new threats: Islamic fundamentalism, Islamo-fascism, and Islamic terrorism. The West now had an enemy that could arouse their old fears about Islam. It would now be easy to justify the wars planned against Iraq, Iran and Syria.

Imperialisme, waarbij de VS van harte samenzweerde met Israël, vanwege de olie en ook de Israëlische ambitie om zijn omgeving te ‘balkaniseren’. Met dat laatste wordt bedoeld ‘het uiteen laten vallen van veelvolkeren-staten in kleine staten’, hier wellicht als ‘verdeel en heers’ tactiek. Het Westen behoeft om redenen altijd een vijand en na het uiteenvallen van de USSR was een nieuwe vijand nodig. Die werd gezocht en gevonden: de Islam. Daarmee was de rechtvaardiging gevonden om de geplande oorlogen tegen Irak, Iran en Syrië te starten.

Kortom, Alam zag geen reden om na te denken of er misschien inderdaad een clash tussen beschavingen of culturen is. Hij ging voor een bevestiging van de laatste vraag: “Or is it merely part of the attempt to find a new “Other” to justify US foreign policy in the aftermath of the Cold War?” Ja dus, volges Alam.

Waarom toch wilde Alam niet samen met Huntington nadenken? Prima als hij er anders over denkt dan Huntington. Maar ik vind het vrij onbeschoft om Huntington’s integriteit in twijfel te trekken door hem te ‘ontmaskeren’ als iemand die de werkelijke bedoeling moest verhullen. Het kenmerkt vijanddenken. Vergelijkbaar vijanddenken neem ik vaker waar bij pleitbezorgers van de Islam, met name van de radicale, politieke Islam.

Reaguurders van Geenstijl worden ondergewaardeerd

“Iets vinden omdat het links is, is net zo dom als iets vinden omdat het rechts is. Je moet gewoon zelf nadenken.”

“Ideologie: een religie zonder opperwezen. Verder qua realisme en intellect even mank.”

Zomaar twee uitspraken van reaguurders op Geenstijl, de website van tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend Nederland. Deze website werd jaren geleden door mij vrij schunnig gevonden. Zijn zij veranderd of ben ik het? Ik zal het wel zelf zijn. Tegenwoordig vind ik het een plezier om er te lezen, met name de reacties. Daar zitten natuurlijk nog steeds ongefundeerde en kwetsende reacties tussen, maar eigenlijk is de meerderheid gewoon van een verfrissende politieke incorrectheid. De meeste reaguurders blijken veel meer deskundigheid, kennis en politiek inzicht te hebben dan de gemiddelde Nederlander. Ook hun taalkundig vermogen is groter, met name ook het vermogen tot humoristische ironie (of is dat een pleonasme). Soms zou ik me er wel tussen willen voegen, maar eigenlijk kan ik niet tippen aan hun ironie; da’s meer iets voor mijn broer die dat vermogen dan weer wèl heeft. Maar ja, die is weer niet zo deskundig als de reaguurders op Geenstijl, uit eigen vrije wil trouwens; zijn interessen liggen net even ergens anders.

Na deze lofzang wil ik het even hebben over de bovenstaande oneliners. Die zetten me vannacht weer verder aan het denken. Ze maakten me ervan bewust dat ik me de afgelopen jaren een bepaalde kant op heb ontwikkeld. Vroegguh was ik gewoon net als alle anderen in mijn omgeving links. Tegenwoordig ben ik naar mijn gevoel nog steeds links, maar steeds meer mensen om mij heen zeggen dat ik rechts ben geworden. Sommigen durven me zelfs extreemrechts te noemen. Ik voel me dan totaal onbegrepen, want ik meen de linkse principes nog immer beter te dienen dan degenen die mij van (extreem)rechts beschuldigen. Maar ik kom langzaam toe aan het besef dat ik mezelf niet meer zomaar links mag noemen. De termen links en rechts zijn steeds minder belangrijk voor me geworden. Of juister: de linkse dan wel rechtse ideologieën doen me steeds minder. Minder in de zin dat ik steeds minder vaak de zich onvermijdelijk aan mij opdringende conclusie na een analyse ook nog even toets aan mijn linkse ideologie. Daardoor gebeurt het ook steeds minder vaak dat ik me gedwongen voel om die conclusie te laten varen als blijkt dat deze niet strookt met die linkse ideologie. En dat schept heerlijke ruimte in mijn hoofd. Het is misschien wel het ultieme vrijdenkersgevoel, het gevoel vrij van dogma van welke zijde dan ook een conclusie uit een analyse te mogen trekken.

Ben ik daarmee tegenwoordig verworden tot (niet links, niet rechts, maar) recht-door-zee? Zo voelt het toch niet. Er is nog steeds een eiking die ik toepas. Maar die eiking is gebaseerd op het volgende criterium:

Strookt het met iets waar ik ‘in principe’ vòòr ben? Zo ja, dan is het okay. Zo niet, verloochen ik zo’n principe tezeer als ik deze keer anders beslis?

Het is het toepassen van wat ik in mijn blog ‘Principieel in principe‘ al eens heb uitgelegd. Het gaat om het verschil tussen uit-principe en in-principe. Ik wil niet langer uit-principe oordelen. Mijn enige principiële standpunt is nog mijn besluit vanuit een in-principe te oordelen.

Dus in-principe ben ik tegen de doodstraf, maar ik ben niet meer zo gek om er uit-principe tegen te zijn. Het biedt mij de gelegenheid om onder omstandigheden de optie van de doodstraf te omarmen. Daardoor kan niemand me meer klemzetten op basis van mijn eigen principes. Wel zo prettig en voor het vinden van oplossingen ook heel nuttig. Een ander voorbeeld: In principe ben ik tegen wapenbezit, maar ik vind dat juweliers een wapen mogen bezitten dat zij alleen mogen toepassen bij een overval op hun zaak. Zo, daarmee is dan meteen duidelijk hoe ik aankijk tegen het besluit van het OM om de vrouw van de juwelier uit Deurne niet te vervolgen voor het doodschieten van de twee overvallers, maar wel haar man, wegens illegaal wapenbezit. Niemand die mij kan beschuldigen van het propageren van het recht van iedereen op wapenbezit. En toch een praktische oplossing voor een maatschappelijk probleem.

Benieuwd waar ik volgend jaar sta. Wie vreest dat ik dus zal radicaliseren heeft het volkomen mis. Mijn conclusies zullen vergeven blijven van de alom geroemde, weliswaar westerse, rechtvaardigheidsprincipes. Die blijf ik in principe uitdragen, maar ze gelden vooral binnen de gemeenschappen van hen die deze principes volmondig onderschrijven. Ten aanzien van gemeenschappen die er andere principes op nahouden of er een loopje mee nemen, voel ik me niet langer gebonden. Voorbeeldje? We zijn hier in Nederland allemaal gelijk voor de wet. Maar wie meent dat onze wet ondergeschikt is aan de sharia hoeft er niet langer op te rekenen dat ik zal opkomen voor gelijke behandeling. Alleen wie de voetbalregels onderschrijft mag meedoen aan de voetbalcompetitie, zo simpel is het eigenlijk.

Klinkt logisch, toch?! Vind ik wel, maar vooral linkse intellectuelen hebben daar moeite mee. Daaronder zijn ook velen die zich vrijdenker wanen. Die roepen dan Voltaire aan, die volgens sommigen ooit geroepen zou hebben: “Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.” Zij zijn zo principieel voor de vrijheid van meningsuiting dat ze die vrijheid ook bevechten voor hun vijanden-in-het-debat. Ik ben het daarmee in principe eens en dus ook bereid om het te roepen, maar niet langer dra ik merk dat het om vijanden gaat die deze vrijheid juist willen beperken tot de eigen groepering. Het in-principe standpunt stelt me daartoe in staat, terwijl vele anderen door hun uit-principe standpunt onmogelijk zover kunnen gaan. Die vrijdenkers zijn dan verstrikt geraakt in hun zelfuitgehakte doolhof van principes. Daarmee hebben deze vrijdenkers het zichzelf onmogelijk gemaakt nog langer echt vrij te denken.

Hoe moslims redeneren – deel 2 – Over vrouwenrechten

Over de ongelijke behandeling van vrouwen ging het tweede deel van het interview met Shahid Alam. Zo werd hem gevraagd in hoeverre die ongelijke behandeling rechtstreeks uit de Islam voortvloeide of dat het eerder ging om uit pre-Islam culturen overgenomen normen en waarden. Verder werd gevraagd of de Islam de mogelijkheid biedt om gelijkheid te bevorderen.

Alam’s antwoord begint alsvolgt:

“Western imagination has been fertile at inventing projects for reforming the world, not least the world of Islam. This is their perennial cover for world domination: they are always engaged in civilizing the people they exploit, enslave or exterminate.”

Mijn hemel, denk ik dan, de slachtofferrol zit wel heel diep. En dan te bedenken dat het hier gaat om een professor aan een Amerikaanse universiteit, waarvan je toch zou mogen verwachten dat deze zijn gastland – of misschien wel thuisland – dankbaar is voor de welvaart en aandacht die hem als professor ten deel valt. In een samenleving die echt trots is op zichzelf zou hij na zulke smaad wellicht het land zijn uitgemieterd. Dat is niet gebeurd en dat is wellicht omdat ook de Amerikaanse samenleving vergeven is van burgers die, geheel in lijn met het weg-met-ons principe, zich geroepen voelen om af te geven op hun eigen land. Degenen die zulke woorden weerzinwekkend vinden komen echter niet toe aan dat eruit mieteren, want de vrijheid van meningsuiting is heilig verklaard. In elk geval zou ik iemand niet in mijn huis tolereren als deze mij of mijn huisgenoten zo zou beledigen. Maar goed, het gaat mij erom te achterhalen hoe de moslim redeneert en wellicht redeneert menig moslim zoals Alam dat doet.

Mag ik nog even doorgaan met het citeren? Alam:

“In the Islamic world, the white man has been championing women’s rights since the late nineteenth century, even when they denied rights to their own women. Trapped inside the walls of harems, denied dignity in polygamous marriages, segregated, burqa-clad, or subjected to clitoral mutilation – the Islamic woman desperately awaits ‘liberation’ by white male warriors in shining armor. It would be quite a revelation if the West stopped taking an imperialist or ethnocentric approach to the status of women in Islam.”

Ofwel, wij westerlingen moeten ophouden met het opdringen van ons idee van vrouwenrechten zoals die voortvloeien uit ons idee van de (universele) mensenrechten. En dan vervolgt Alam met een andere aanval op het westen:

“They also ignore the fact that modern, capitalist society subjects women to new indignities, new forms of servitude, new pathologies, which may well be worse than the abuses of women in traditional societies”.

Ofwel, de kapitalistische samenleving vernedert vrouwen op manieren die wellicht erger zijn dan die voortvloeien uit “traditionele samenlevingen”. Mooi, zoals hij het begrip ‘traditionele samenleving’ erbij sleept. Dat klinkt immers best nostalgisch en authentiek. Politiek-incorrecten zouden zo’n samenleving eerder achterlijk noemen, maar moslims noemen het traditioneel. Onthouden, temeer daar ze de term ‘achterlijk’ als een belediging zullen opvatten.

De westerse focus op vrouwenrechten zou een gevolg zijn van de uit het kapitalisme voortvloeiende noties van individualisme en vrijheid. (Waarom het uit kapitalisme voortvloeit? De redenering is dat de kapitalist een afzetmarkt nodig heeft en dan is een samenleving vol met individuen die zich vrij wanen om te consumeren wel zo handig.) Maar in een Islamitische samenleving gaat het (ook?) om andere waarden dan individualiteit en vrijheid. Daar gaat het vooral om een samenleving die om God draait en waarin mannen, vrouwen en kinderen ieder daartoe hun bijdrage moeten leveren. Met name het instituut ‘familie’ is daarin belangrijk en binnen dat instituut hebben mannen en vrouwen ieder hun eigen rol te vervullen. Die rollen behelzen de opvoeding van de kinderen, maar ook de zorg voor de ouderen en de zieken. Dat zijn natuurlijk geen foute waarden. Maar, zo denk ik dan, rechtvaardigen die het soort ongelijke rechten die we binnen de moslimwereld waarnemen?

Met name stelt Alam dat de rol van de vrouw binnen de familie strijdig is met carrière maken. Tsja, ook ik zie wel hoe de meeste westerse vrouwen hun carrière beperken tot, laten we zeggen, drie dagen per week als er kinderen in het spel zijn. Maar wij leggen dat niet op religieuze gronden op, althans niet meer. Moslims zijn schijnbaar nog niet zover. Oh sorry, zij hechten meer aan de aloude, vertrouwde tradities, waar wij losgezongen zijn van waar het echt om gaat. Losgezongen? Zeg maar gerust: losgeslagen, in de ogen van de moslim. Laten we ook deze redenering goed onthouden.

Overigens wilde Alam niet echt ingaan op de vraag van de interviewer of de ongelijkheid uit de Koran voortvloeide of er was vanwege normen en waarden die waren overgenomen uit de pre-Islam periode. Alam beschouwde dat soort vragen als typisch westers.

Ik denk dat Alam ons onvoldoende zicht verschaft op het redeneren van ‘de moslim’ inzake vrouwenrechten. Ik kan me zo voorstellen dat menig moslim het met Alam oneens is. Het laatste woord is er dus nog niet over gezegd, althans in dit blog.

Tot zover deel 2.

UPDATE  (1 oktober 2014)

Pas later viel me op dat ik een sectie van het interview had overgeslagen. Ook dat deel ging over de vrouw versus de man. Het is het deel waarin de interviewer (sorry, interviewster!) een ‘re-reading‘ van de Koran voorstelt. Die zou vast aantonen dat in de Islam mannen en vrouwen wel degelijk gelijk zijn. Alam heeft het in zijn antwoord over een ‘fresh reading‘ van de heilige teksten. Hij wijst dat niet af, maar stelt wel dat het in de eerste plaats gedaan moet worden door hooggeplaatste schriftgeleerden met een onbesmette reputatie. (Huh, denk ik dan, zijn er volgens Alam ook hooggeplaatste schriftgeleerden met een anderssoortig reputatie?) Die moeten dan uitzoeken welke huidige man-vrouw verhoudingen niet voortvloeien uit de Islamitische voorschriften, maar uit bijvoorbeeld lokale gewoonten, vaak de plaatselijke stam kenmerkend, en die zodoende juist moeten worden bestreden. Hoe dan ook, Alam legt er de nadruk op dat vrouwen en mannen in de Islam vooral niet gelijk zijn en dat ‘Islamitisch feminisme’ niet de fout moet maken te denken dat de Koran wèl mannen en vrouwen als gelijk beschrijft. Hij vindt dat ‘Islamitische feministen’ samen met de geleerden moeten zoeken naar de binnen de Islam vereiste rolverdeling en die rolverdeling moeten propageren.

Hoe moslims redeneren – deel 1 – Over secularisatie

De laatste tijd bekruipt mij het gevoel dat wij hier in het westen er maar niet in slagen om moslims te overtuigen van de feilbaarheid van de Islam. Tuurlijk, er zijn gematigden en er zijn stromingen en er zijn afvalligen. Dus als ik ‘maar niet in slagen te overtuigen’ schrijf, dan generaliseer ik inderdaad. Ik doe dat omwille van het bespreekbaar maken van dat gevoel dat mij bekruipt, dat gevoel tegen een muur aan te lopen, dat gevoel dat het goede argument maar niet binnen wil komen. Wellicht daarom ben ik momenteel geïnteresseerd in artikelen die de redeneerwijze van moslims goed uitleggen. Uit een interview met Shahid Alam (2005) valt daarover veel te halen. Men zou het integraal kunnen lezen, ik zou er uitgebreid uit kunnen citeren, maar ik kies voor de recensievorm met misschien af en toe een citaatje. Het interview is opgesplitst in vijf complexe vragen waarop Alam dan uitgebreid antwoord geeft. Ik volg die opsplitsing en zal er daarom vijf blogs aan wijden. Telkens zal ik aan het eind mijn eigen kritiek op het antwoord van Alam verwoorden. In het eerste blog gaat het over secularisme in relatie tot de Islam. Maar eerst even een kleine biografie van onze professor.

Professor Shahid Alam

Shahid Alam is een professor economie aan een Amerikaanse universiteit en van Pakistaanse afkomst. Je kent hem vast niet, maar hij heeft wel degelijk zijn rol opgeëist in de debatwereld, met name als criticaster van Israël, deskundige op het gebied van het kolonialisme – met name vanuit zijn eigen vakgebied, de economie – en als verdediger van de Islamitische cultuur. Hij ligt niet goed bij hen die pro-Israël en anti-Hamas zijn, om het eufemistisch te zeggen. Met name wordt hem kwalijk genomen dat hij Israël ziet als een ‘koloniale apartheid staat’ en bovendien de VS als de imperialistische, vooral oliebelangen veiligstellende, kracht erachter. Laat duidelijk zijn dat ik partij heb gekozen; ik ben pro-Israël en anti-Hamas. Bovendien geloof ik niet zomaar in die imperialistische rol van de VS, die rol is ingewikkelder. Dat zal mijn bespreking hier zeker beïnvloeden. Doe je voordeel met deze bekentenis.

Secularisme

In het interview wordt Alam ten aftrap gevraagd hoe de Islam zich verhoudt tot secularisme. Alam begint met een uitleg van diverse vormen van secularisme. Dat vind ik correct en het wijst op een geschoolde visie. Secularisme is zowel een idee als een regeervorm, zo doceert hij. Degene die het als idee ziet vindt dat je je leven moet leven zonder referentie aan een god en dat je daarvoor in de plaats de rede moet hanteren. Daarbovenop zal het alle autoriteiten die zich bij het opstellen van normen en waarden stoelen op religie volstrekt van de hand wijzen. Daar staat tegenover secularisme als regeervorm, een minder “ambitieuze” toepassing, waarbij we het publieke domein duidelijk scheiden van het privédomein. In het publieke domein moeten normen en waarden seculier bepaald zijn, in het privédomein mogen ze religieus bepaald zijn. De wetten mogen geen der religies bevoordelen of onderdrukken.

Dan erkent Alam dat iedere religie, dus ook de Islam, conflicteert met het idee van het secularisme. Daar plaatst hij de notie bij dat dit niet betekent dat de moslim geen rede toepast. Alleen, bij het redeneren redeneert God mee. Hoe origineel toch. Probeer je in te leven in het argument en onthoud het goed.

Als regeervorm is het volgens Alam niet per se conflicterend. Hij onderscheidt twee uiterste seculiere regeervormen, expansief en aanpassend. De expansieve vorm probeert religie te marginaliseren, bij de aanpassende vorm wordt dat bewust niet gedaan. Het hangt allemaal af van de aard van de grenzen tussen het publieke en het private domein. Die grenzen bepalen de omvang van ieder domein. Bijvoorbeeld, in welk domein valt het onderwijs? Mag een politieagent een religieus symbool dragen? Mag een burger over straat met hoofddoek of zelfs burka? Maar ook, mogen mensen zelf beslissen over besnijdenis?

Alam stelt dat de expansieve vorm onvrede onder de gelovigen kweekt, met name als het hevig conflicteert met normen en waarden van hun religie. Sterker, Alam stelt dat de expansieve vorm conflicteert met een grondwaarde van democratie, namelijk met het idee dat de normen en waarden van de maatschappij de diepere wensen van het volk horen te volgen. Hij ziet deze vorm als in conflict met de Islam.

De aanpassende, minimalistische vorm daarentegen, die religieuze instituten (niet alleen kerken en moskeeën, maar ook scholen en charitatieve instellingen) zelfs aanmoedigt zonder discriminatie, zou volgens Alam juist zeer sterk in overeenstemming zijn met de grondbeginselen van de Islam. Hij refereert vervolgens aan de Moslim Sultanaten die in het middenoosten bestonden in de 19e eeuw voordat die werden vernietigd of hervormd door westerse, koloniale veroveraars. Het is vanaf dit punt dat Alam kolonialisme in de analyse betrekt. De rest van zijn analyse zal zijn these moeten onderschrijven dat de Islam alle tijden een prima bestuursvorm bood, maar dat juist de koloniale machten schuldig waren aan de vernietiging van die (verantwoorde) bestuursvormen en dat de hedendaagse opstandigen vanuit Islamitische hoek in essentie slechts pogen om die oude bestuursvormen weer te hervinden. Ergo, het is allemaal de schuld van het Westen, zowel de vernietiging als ook alle geweld die uit de opstandigheid voortkwam.

Alam laat er geen twijfel over bestaan dat voor moslims de Koran en de Soenna aan de basis van die minimalistische vorm van secularisatie moet staan. Sommige Islamitische denkers vinden dat democratie niet kan, maar Alam staat aan de kant van hen die democratie wel mogelijk achten op voorwaarde dat Islamitische geleerden democratisch genomen besluiten kunnen tegenhouden na toetsing aan de heilige geschriften. Iran dient hem als voorbeeld. Nou, dan weet je het wel, lijkt mij.

Mijn commentaar

De door Alam gepredikte vorm van secularisatie lijkt me geen probleem in een samenleving waar werkelijk iedereen moslim is en moslim wenst te blijven. Desnoods is het okay als afvalligen ruim de gelegenheid wordt geboden zich uit de voeten te maken, door emigratie en met meeneming van alle eigendom. Maar er zijn helaas zekere regels in de heilige geschriften die het moslims schier onmogelijk maakt om afvalligen hun recht op afvallen en emigratie te gunnen. Bovendien voelen veel mensen een weerzin tegen het idee van het definitief verlaten van de eigen geboortegrond, de eigen familie en vrienden. Ook kent men de eigen taal het beste en vergroot dat de kans op werk sterk. Ergo, emigreren is lang niet altijd een voordelige optie.

Goed, dan zou Alam’s seculiere theocratie nog garanties kunnen inbakken voor allen die echt niet geloven of die in een andere Godheid geloven. Maar helaas zijn het wederom hun heilige geschriften die hen dat vrijwel onmogelijk maken. Desnoods worden ‘ongelovigen’ getolereerd, maar de uit de Koran en Soenna voortvloeiende Sharia schrijft wel het nodige voor aan hen. Wat de katholieken, protestanten en judaïstisch gelovigen op dat gebied wel lukte, wil de moslims maar niet lukken.

En hoe moet dat dan met de democratieën waar de moslims in de minderheid zijn of waar de Islam van oudsher helemaal geen rol van betekenis speelde? Het lijkt me dat ook moslims moeten erkennen dat in zulke gebieden de Islam geen basis kan en mag vormen. Dat schept dan vervolgens een probleem, namelijk wat te doen met de moslims die in zulke gebieden (landen of delen van landen) wonen? Als het waar is dat moslims volgens eigen wetten horen te leven in een Islamitische theocratie, dan zouden deze moslims de enige valide consequentie moeten trekken en dus moeten emigreren. Dat zou trouwens een ander moreel probleem opwerpen, althans een moreel probleem vanuit het westerse denken. Namelijk, mag je de reeds geboren kinderen van die moslims zomaar laten vertrekken gelijk met hun ouders?

Een nadere studie naar wat Alam ‘de Moslim Sultanaten’ noemt is zeker op zijn plaats. Hoe functioneerden die in de praktijk? Waren ze echt rechtvaardig of was er veel mis? Is het waar dat kolonialisme ze kapot heeft gemaakt of waren er (ook) andere oorzaken? En als ze kapotgemaakt zijn door koloniale mogendheden, waarom deden die dat dan? Was dat (slechts) uit economisch eigenbelang en machtspolitiek of meenden de koloniale machthebbers dat (ook) de eigen normen en waarden fundamenteel beter waren en die van de sultanaten nogal barbaars? Kortom, de invloed van kolonialisme heb ik nog niet helemaal op een rijtje. Wel vermoed ik dat Alam te gemakkelijk kolonialisme verantwoordelijk houdt en zodoende verantwoordelijkheid te gemakkelijk wegleidt van de moslims zelf. Het is ook typisch een analyse die westerse linkse intellectuelen aanspreekt, zeker degenen die altijd Marx aanhingen. Het is vanuit de westerse intellectueel een weg-met-ons argumentatie. Alam is weliswaar niet westers van origine. Wel is hij professor aan een Amerikaanse universiteit en woont hij daar. Hoe zit dat met hem? Maar goed, het gaat me niet om hem, maar om de denkwijze van moslims. Als het echt zo is dat moslims het kolonialisme verantwoordelijk houden voor de ontbinding van hun moslimstaten en hun gewelddadige pogingen om de sultanaten te herstellen, dan is dat zeker van belang om te beseffen.

Tot zover deel 1.

Is holocaustontkenning antisemitisme?

Alan Dershowitz behandelt in hoofdstuk 31 van zijn boek ‘The Case for Israel‘ (2003) mede de vraag of holocaustontkenning antisemitisme is. Hij doet dat onder andere door Noam Chomsky erbij te slepen die het in 1979 opnam voor Robert Faurisson, een holocaustontkenner pur sang. Dershowitz gaat niet zover dat hij Chomsky een antisemiet noemt, maar hij noemt Chomsky wel antizionist en anti-Israël, die bovendien met holocaustontkenning en antisemitisme flirt. Ik citeer uit het boek:

(Sorry voor het vele leeswerk. Dershowitz had meer dan 200 bladzijden nodig om alle kritieken en verwijten die Israël gemaakt worden van een repliek te voorzien. Hij vindt dat de details ertoe doen om te begrijpen in welke valkuilen mensen zoal kunnen trappen. Ik ga mee in deze gedachte, dus houd vol!)

Noam Chomsky’s flirtation with Holocaust denial is even stranger. … Chomsky is a Jew whose parents were Hebrew teachers. He went to the same Hebrew-speaking camp that I did and was actually a member of a left-wing pro-Israel group during his youth. But the published record speaks for itself. The story begins with a strange Frenchman named Robert Faurisson. Faurisson, who was an obscure lecturer on French literature at the University of Lyon, wrote a book and gave talks in which he mocked Holocaust victims and survivors as perpetrators of a hoax. The Holocaust, according to Faurisson, never took place. The Hitler gas chambers never existed. The Jews bear responsibility for World War II. Hitler acted reasonably and in self-defense when he rounded up the Jews and put them in labor camps, not death camps. The “massive lie” about genocide was a deliberate concoction begun by American Zionists—in context he obviously means Jews. The principal beneficiary of this hoax is Israel, which has encouraged this “enormous political and financial fraud.” The principal victims of this fraud have been the German people and the Palestinian people. Faurisson also called the diary of Anne Frank a forgery. Not surprisingly, as soon as Faurisson’s crackpot tome was published, it was seized upon by Jew-haters throughout the world. In the United States, the notorious Liberty Lobby, which distributes The Protocols of the Elders of Zion and other anti-Semitic best-sellers, translated the most hateful portions of the work and distributed them widely within its network, touting the fact that Faurisson was a professor! His videotaped speeches were distributed for use at neo-Nazi gatherings. I sent for one such video and watched Faurisson smile when describing the “alleged victims” of the “nonexistent” gas chambers. His neo-Nazi audience laughed as he mocked the testimony of survivor eyewitnesses. Following the publication of Faurisson’s book, the University of Lyon suspended him for a semester, claiming that it could not guarantee his safety. This decision, understandable as it may have been considering the fact that Lyon suffered greatly during the Nazi occupation, was improper and foolish. A teacher has the right to be protected even for espousing idiotic views.

Chomsky was asked to join in protesting Faurisson’s suspension. I am sure that he welcomed the opportunity, because Faurisson’s writings and speeches are stridently anti-Zionist as well as anti-Semitic. Indeed, Professor Chomsky has himself made statements about Zionist exploitation of the tragedy of World War II that are not, in my view, so different from some of those of Faurisson. He has also compared Israel with Nazi Germany. Chomsky defended Faurisson not only on the issue of free speech but also on the merits of his scholarship and character. He signed a petition that characterized Faurisson’s falsifications of history as “findings” and said that they were based on “extensive historical research.” Had Chomsky bothered to check on Faurisson’s historical research, he would have found it to be faked. There was no extensive historical research. Instead, there was the fraudulent manufacturing of false antihistory. It was the kind of deception for which professors are rightly fired—not because their views are controversial but because they are violating the most basic canons of historical scholarship. Yet Chomsky was prepared to lend his academic legitimacy to Faurisson’s “extensive historical research.” Now, not only was the Holocaust “disproved” by a professor but the professor’s research and findings were certified by another professor—this one from MIT!

De kritiek van Dershowitz is van 2003. Nu is het zo dat destijds (1979 en de jaren daarna) Noam Chomsky zich al had verweerd tegen vergelijkbare kritiek. De Nederlandse Wikipedia schrijft:

Beschuldigingen van antisemitisme weerlegd

Ondanks het feit dat hij zelf Joods is en in zijn jeugd actief was in verscheidene links-zionistische organisaties (die, zoals hij zelf schrijft, tegenwoordig “antizionistisch” genoemd zouden worden), is hij meerdere malen beschuldigd van antisemitisme. In 1979 nam hij het met een aantal andere vooraanstaande intellectuelen op voor Robert Faurisson. Faurisson had een boek geschreven dat de Holocaust ontkende, waarvoor hij veroordeeld werd. Chomsky en de zijnen meenden dat dat een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting was, omdat de rechter zich hier mengde in een wetenschappelijke discussie. Het is de taak van andere wetenschappers en niet van de rechter om “verzinsels en absurditeiten” als die van Faurisson aan gort te schieten, zo stelde Chomksy. Andere beschuldigingen van antisemitisme kunnen in verband worden gebracht met het feit dat Chomsky zeer kritisch staat tegenover het gedrag van de staat Israël.

Als voorbeeld van Chomsky’s verdediging kan dit verweer dienen. Ik citeer uit zijn antwoord op enige ‘vragen’ die hem werden gesteld, vragen die de vorm van beschuldigingen hadden:

First, the actual issue has not yet even been addressed. Recall the facts. A professor of French literature was suspended from teaching on grounds that he could not be protected from violence, after privately printing pamphlets questioning the existence of gas chambers. He was then brought to trial for “falsification of History,” and later condemned for this crime, the first time that a modern Western state openly affirmed the Stalinist-Nazi doctrine that the state will determine historical truth and punish deviation from it. Later he was beaten practically to death by Jewish terrorists. As of now, the European and other intellectuals have not expressed any opposition to these scandals; rather, they have sought to disguise their profound commitment to Stalinist-Nazi doctrine by following the same models, trying to divert attention with a flood of outrageous lies. So, the issue has not been settled, or even addressed.

Second, as to the minor matter of my role, that has also not been addressed, though it has been the subject of a flood of lies and deceit on the part of those who want to disguise their own commitments, and on the part of groups like Americans for Safe Israel (ASI), which have their own agendas, namely, to defame and discredit anyone who does not meet their standards of support for Israeli militancy. […]

Now your first question. The “statement” to which you refer is a distortion of something that I wrote in a personal letter 11 years ago, when I was asked whether the fact that a person denies the existence of gas chambers does not prove that he is an anti-Semite. I wrote back what every sane person knows: no, of course it does not. A person might believe that Hitler exterminated 6 million Jews in some other way without being an anti-Semite. Since the point is trivial and disputed by no one, I do not know why we are discussing it.

In that context, I made a further point: even denial of the Holocaust would not prove that a person is an anti-Semite. I presume that that point too is not subject to contention. Thus if a person ignorant of modern history were told of the Holocaust and refused to believe that humans are capable of such monstrous acts, we would not conclude that he is an anti-Semite. That suffices to establish the point at issue.

The point is considerably more general. Denial of monstrous atrocities, whatever their scale, does not in itself suffice to prove that those who deny them are racists vis-a-vis the victims. […] Similarly, numerous scholars deny that the Armenian genocide took place, and some people, like Elie Wiesel, make extraordinary efforts to prevent any commemoration or even discussion of it. Until the last few years, despite overwhelming evidence before their eyes, scholars denied the slaughter of some 10 million native Americans in North America and perhaps 100 million on the [South American] continent. Recent studies of US opinion show that the median estimate of Vietnamese casualties [resulting from the Vietnam War] is 100,000, about 1/20 of the official figure and probably 1\30 or 1\40 of the actual figure. The reason is that that is the fare they have been fed by the propaganda apparatus (media, journals of opinion, intellectuals, etc., “scholarship,” etc.) for 20 years. We (at least I) do not conclude from that fact alone that virtually the whole country consists of anti-Vietnamese racists. I leave it to you to draw the obvious analogies.

In these and numerous other cases, one needs more evidence before concluding that the individuals are racists. […]

You ask whether one wouldn’t at least suspect the motives of someone who denies genocide (the Holocaust, in particular). Of course. Thus, I do suspect the motives of Wiesel, Bernard Lewis, the anthropological profession, the American Jewish Congress and ASI, Faurisson, Western intellectuals who systematically and almost universally downplay the atrocities of their own states, and people who deny genocide and atrocities generally. But I do not automatically conclude that they are racists; nor do you. Rather, we ask what leads them to these horrendous conclusions. There are many different answers, as we all agree. Since the points are again obvious, a rational person will proceed also to question the motives of those who pretend to deny them, when it suits their particular political purposes. In this respect too the Faurisson affair is far from “settled,” as you put it; in fact, the issues have yet to be addressed. In fact, they will never be addressed, because they reveal too much about Western intellectual culture.

Samengevat, Chomsky vindt dat holocaustontkenning geen beste zaak is, maar dat er meer aanwijzingen nodig zijn voordat je mag concluderen dat antisemitisme in het spel is. De motieven van Faurisson vindt hij op zijn minst verdacht, dus hij neemt het slechts deels voor hem op, met name inzake de vrijheid van meningsuiting. Dat lijkt een plausibel verweer. Zijn we dus klaar? Nee, want Dershowitz gaat verder (we schrijven 2003):

Chomsky went even further. After signing the petition, he wrote an essay that he allowed to be used as a foreword to Faurisson’s next book about his career as a Holocaust denier! In this book, Faurisson again calls the gas chambers a lie and repeats his claims about the hoax of the Holocaust. Chomsky, in his foreword, feigns ignorance of Faurisson’s work—”I do not know his work very well”—but concludes that Faurisson’s arguments are not anti-Semitic and that Faurisson himself is neither an anti-Semite nor a Nazi but rather “a sort of relatively apolitical liberal.”

A few years later, after it became unmistakably clear that Faurisson was consciously lending his name to all sorts of anti-Semitic and neo-Nazi groups, Chomsky repeated his character reference: “I see no anti-Semitic implications in denial of the existence of gas chambers, or even denial of the Holocaust. Nor would there be anti-Semitic implications, per se in the claim that the Holocaust (whether one believes it took place or not) is being exploited, viciously so, by apologists for Israeli repression and violence. I see no hint of anti-Semitic implications in Faurisson’s work.”

I simply cannot understand how a Jew who was himself alive during the Holocaust and who calls virtually anything with which he disagrees “racism” can fail to see even a hint of anti-Semitism in the work of a man who describes the Holocaust as a “hoax” and “fraud” perpetrated by Jews.

Nor can I understand how a Jew could say with reference to the Holocaust, “whether one believes it took place or not”—thus suggesting that reasonable people could believe either that it did or did not take place.

Daarna schrijft Dershowitz nog over een debat in een krant die hijzelf destijds voerde met Chomsky. Over de repliek van Chomsky schreef Dershowitz:

Chomsky responded by arguing that Faurisson was an anti-Zionist rather than an anti-Semite because he denounced “Zionist lies.” He charged that “Dershowitz’s easy translation of ‘Zionist’ to ‘Jewish’ is illegitimate,” and that, “in fact, it is a standard gambit of anti-Semites.”

Dershowitz nodigde hem vervolgens uit tot een echt publiek debat. Het antwoord van Chomsky:

“It is so obvious that there is no point in debating it because nobody believes there is an anti-Semitic connotation to the denial of the Holocaust.”

Dershowitz vraagt zich vervolgens af wat de motieven van Chomsky voor zo’n standpunt kunnen wezen:

The civil liberties–free speech rationale does not work for Chomsky: civil libertarians who defend the free speech of neo-Nazis do not get into bed with them by legitimating their findings as having been based on “extensive historical research” and by defending them against well-documented charges of anti-Semitism. Moreover, providing a foreword for a book is joining with the author and publisher in an effort to sell the book. It is intended not merely to leave the marketplace of ideas open. It is intended to influence that marketplace substantively in favor of the author’s ideas.

Paul L. Berman, writing for the Village Voice, got it exactly right: “Chomsky’s view of anti-Semitism is positively wild. His definition is so narrow, neither the Protocols of the Elders of Zion nor the no-Holocaust delusion fit into it. . . . I am afraid that his present remarks on anti-Semitism and Zionist lies disqualify him from ever being taken seriously on matters pertaining to Jews.”

Yet Chomsky, despite his long track record of mendacity about Israel and his perverse views of anti-Semitism, continues to be taken quite seriously in matters pertaining to Jews by legions of students and professors around the world. He has even taught a course that includes this subject at Harvard’s Kennedy School of Government despite the fact that he is a linguist with no professional credentials in this area, other than his onesided opinions.

Waarom citeer ik dit alles zo uitgebreid? Het illustreert een aantal belangrijke thema’s die elke keer weer terugkomen in debatten waar een der opponenten een andere van antisemitisme beticht. Het debat wordt dan direct een dispuut of zelfs regelrechte scheldpartij. Vaak blijken er bizarre definities van antisemitisme aan ten grondslag te liggen, zoals het idee dat holocaustontkenning nog geen antisemitisme is, zelfs als tegelijkertijd wordt beweerd dat de holocaust verzonnen is door zionisten. Mensen die zo’n definitie hanteren zijn meestal zelfverklaard antizionist en zullen hevig en geëmotioneerd ontkennen antisemiet te zijn. Sterker, ze zullen zich beledigd voelen, wat op zich misschien een goed teken is. Ze zullen alleen zionisten beschuldigen, en nooit Joden, zeggen zij zelf. Maar wat die mensen niet begrijpen is dat ze daarmee wel degelijk bijna alle Joden beschuldigen. Immers, er zijn maar weinig Joden die vinden dat de Joden géén recht hebben op een eigen land, en daarmee zijn die Joden in praktische zin zionist, zelfs als ze dat niet expliciet zullen uitspreken; ze zullen zeggen dat het bestaansrecht van de staat Israël niet ter discussie mag staan. Ten tweede blijkt dat de woorden van ‘antizionistische’ Joden (neem Chomsky, zelfverklaard antizionist en extreem criticaster van Israël) uitgebreid geciteerd worden, niet alleen door andere antizionisten, maar ook door onvervalste antisemieten, waarbij het fenomeen zich voordoet dat deze laatsten denken er een argument mee te hebben om eigen antisemitisme te mogen ontkennen. Immers, er wordt een Jood geciteerd! Voor verreweg de meeste Joden geldt dat ze dit misbruik willen voorkomen en daarom hun woorden zo formuleren dat citeren de antizionist en antisemiet niet goed genoeg uitkomt. Iemand als Chomsky, toch een heel intelligent persoon, blijkt er echter niet om te malen. Overigens zijn er weer anderen die een variant hanteren; ze zijn niet zozeer antizionist, maar vooral anti-Israël, waarmee ze bedoelen dat ze met name boos zijn op het regeringsbeleid van Israël. Een tussenvorm komt ook veel voor; de mensen die antizionist én anti-Israël zijn. Hun uitspraken zijn natuurlijk geliefd binnen de eigen groep, maar al evenzeer bij onvervalste antisemieten. Die reikwijdte is de meeste Joden wel duidelijk, en dus zullen zij ook opletten dat hun kritische opmerkingen over Israël niet zomaar misbruikt kunnen worden, al blijkt dat al te vaak toch te doen door simpelweg de context van de woorden te verstoren.

De leden van ‘Een Ander Joods Geluid‘ behoren overduidelijk tot die problematische groep Joden. Deze rond 2000 opgezette groep begon met de beste bedoelingen; het laten zien dat er ook Joden zijn die kritisch aankijken tegen het beleid van Israël. Er zijn echter in de loop van de verstreken jaren nogal wat uitspraken gedaan door hun bestuursleden die erg gemakkelijk misbruikt kunnen worden door al of niet verholen antisemieten. Antisemieten die juist daardoor kunnen ontkennen antisemiet te zijn. Immers, hun woorden gaan vaak gepaard met de dooddoener dat “ik zelf vrienden heb onder de Joden, dus …”. Tsja, wat moet je dan nog terugzeggen? Ik zou zeggen, lees Alan Dershowitz’ hele boek en de ware aard van antisemitisme zal langzaam, maar onontkoombaar, tot je doordringen. Waarna je wellicht wèl weet wat je moet terugzeggen.

Overigens is het mijn overtuiging dat niemand van het ene op het andere moment antisemiet wordt. Tenzij je in zo’n milieu geboren bent, is het een sluipend proces dat je stukje bij beetje meer en meer anti-joods maakt. In het begin is er de invloed van verholen antizionisten en antisemieten die je in de loop van de tijd om je heen blijkt te hebben verzameld, vaak zonder dat door te hebben. Pas in het laatste stadium zal je welbewust die mensen opzoeken die hun antizionisme en antisemitisme onverholen tonen. In die laatste fase is het voor iedereen duidelijk geworden, zelfs voor de persoon zelf. Maar vooral in de beginfase zullen alleen openhartige, niet-politiek-correcte mensen je ermee durven confronteren. Ikzelf vraag dan vaak hoe die ander het zelf ziet. Dat is dan een echte vraag waarmee ik een dialoog poog te openen. Bijna altijd blijkt het toch als een mokerslag binnen te komen; de ontkenning is hevig. Dat is op zich natuurlijk gunstig, want het betekent dat die persoon vooralsnog negatief oordeelt over antisemitisme. Toch is het op zo’n moment wel zaak om de dialoog – of het debat – vol aan te durven gaan, want al zijn het nog slechts eerste symptomen, die moeten de ander wel aan het denken gaan zetten, voor het echt te laat is.